In de lente (vanaf mei tot juli) kan je tussen de bladeren en takken van lavendel (en ook tal van andere planten) heel vaak kleine dotjes schuim aantreffen. Vreemd, niet? Je zou bijna gaan denken dat iemand je planten met een zeepsopje heeft behandeld. Wie echter iets dichter gaat kijken en eens met z’n vinger door zo’n schuimdotje wrijft zal snel merken dat hierbinnen een klein lichtgroen tot gelig beestje verscholen zit. Het is de larve van de schuimcicade of schuimbeestje (Philaenus spumarius) die meestal ongeveer 3 tot 6mm groot is en bijgevolg groot is genoeg om goed zichtbaar te zijn. Maar zichtbaar zijn ze meestal niet. Ze zitten goed verscholen in hun schuimcoconnetje, vooral om belagers (spinnen, vogels, enz.) te misleiden en uitdroging door de zon te voorkomen.
Hoe warmer het is hoe sneller de larve zal vervellen tot een volwassen schuimcicade. Dit duurt 5 vervellingen lang wat bij warm weer al na ongeveer een maand zal voltrokken zijn (bij kouder weer duurt dit vervellingproces tot maximaal 3 maand). Mede door deze korte tijd van larve tot volwassen individu zal u door deze beestjes weinig tot geen schade aan uw lavendel aantreffen. De larven (nimfen) zuigen weliswaar plantensap uit blad en stengels – wat vervorming en vergeling ervan tot gevolg kan hebben – maar ze verblijven dus enerzijds relatief kort op uw planten en anderzijds komen ze op lavendel eigenlijk niet zo talrijk voor. Dit kan voor u anders lijken want je kan in de lente echt wel veel schuimhoopjes aantreffen. Toch zit in één zo’n hoopje telkens slechts één nimf (wanneer er meerdere inzitten heb je eigenlijk een verzameling en versmelting van meerdere kleine hoopjes schuim of spuug). Vergelijken we dat nu eens met de, eveneens plantensap zuigende, bladluis die in ganse kolonies op diverse planten voorkomt en zo talrijk kan zijn dat je zelfs het belaagde blad of stengelgedeelte niet eens meer kan zien, dan weet je het wel. Bladluizen zijn wat dat betreft dan ook veel schadelijker voor uw planten en vormen snel en bovendien lang blijvende plaag. Hiermee vergeleken zijn schuimcicaden echt wel watjes en dus dient u ze meestal niet te bestrijden.
Eens de larve volwassen is verdwijnt het schuim vanzelf. Nu het diertje over een sterk pantser beschikt om zich tegen de zon te beschermen is schuimvorming niet meer nodig. Naast dit pantser hebben ze ook vleugels en beschikken ze over een enorme springkracht en –snelheid. Nu je het schuim niet meer ziet denk je wellicht dat ze verdwenen zijn maar veelal zijn ze er nog. Ze zitten tussen allerlei planten (lavendel, rozen, taxus, wilg, kruiden, grassen, enz.) en springen weg als ze opgeschrikt worden. En springen kunnen ze als de beste, tot wel 70cm ver en wat maar liefst 100 keer hun lengte is (een volwassen schuimbeestje is ongeveer 7mm groot en bruinkleurig).
Merkt u geen of slechts weinig schade behandel dan niet. Het ‘probleem’ verdwijnt gewoon vanzelf. Ik bedoel hier dus wel degelijk ‘schade’, u zal wellicht veel schuimdotjes opmerken maar zoals eerder reeds gezegd zijn de beestjes meestal niet talrijk zodat er weinig schade zal zijn. Veel schuimhoopjes staat doorgaans dan ook niet gelijk aan veel schade. Wil u toch behandelen dan kan u met een krachtige waterstraal de beestjes van uw planten wegspoelen. Naar een chemisch product zou ik niet grijpen (tenzij in absolute uiterste nood).