Bomen zijn steeds veelzijdig. Ze zijn geschikt voor houtproductie (meubelmakerij, brandhout), brengen structuur in de tuin, zorgen voor schaduw en beschutting en voedsel voor mens en dier. Zuilvormige bomen, geleide bomen, treurbomen, bolbomen, brede bomen, slanke bomen, … you name it! Daarenboven dragen ze mooie bloesems en veelal eetbare vruchten (fruit). Ze hebben prachtig gevormd blad en niet zelden spectaculaire herfstkleuren. En ook hun schors mogen we niet vergeten; effen of verweerd, gestreept of gevlamd, kurklijsten of uitstulpingen – steeds indrukwekkend.
Bomen zijn er in allerlei soorten, maten en vormen. We kunnen ze eigenlijk opdelen in twee groepen: loofbomen en naaldbomen of coniferen.
Loofbomen kunnen we opdelen volgens hun gebruik. Zo zijn er wat ik noem de functionele bomen waaronder de sierbomen en leibomen kunnen ondergebracht worden en de nutsbomen die dan weer de fruitbomen bevatten.
Naaldbomen kunnen we dan weer beter opdelen volgens hun hoogte. Zo zijn er de hoog opgroeiende coniferen die vooral geschikt zijn voor bosaanplantingen, als solitaire blikvanger of voor het vormen van bladhoudende hagen.
Daarnaast zijn er ook de laag groeiende coniferen. Deze omvatten dan weer de (al dan niet bolvormige) dwerggroeiers en de bodembedekkende coniferen. Door hun lage groeihoogte kunnen we hier moeilijk nog van bomen spreken maar eigenlijk zijn ze dat toch.